1. Juiste plaats etensbak, waterkom en goede kattenbakhygiëne Niemand eet graag vlak naast zijn toilet, ook een kat niet. Plaats daarom de etensbak niet bij de kattenbak. Plaats de waterkom niet naast het eten omdat katten dan minder drinken. Katten drinken van nature niet nabij de plaats waar ze eten. Het beste zijn meerdere waterkommen verspreid over het hele huis. Verschoon de kattenbak regelmatig en zet deze op een rustige plaats. Zorg ook dat de kat een goed uitzicht heeft over zijn omgeving vanaf de kattenbak. Katten voelen zich immers het kwetsbaarst op de kattenbak en willen zich er graag van vergewissen dat ze veilig zijn.
2. Hoge, stevige krabpaal langs favoriete wandelroute Katten moeten hun nagels kunnen verzorgen: zij houden van hoge krabpalen en/of horizontale krabmatten. Een goede krabpaal is stevig, stabiel en laat toe dat de kat zich helemaal kan uitrekken langs de paal om zo hoog mogelijk te krabben. Plaats een krabpaal altijd langs hun wandelroute of slaapplaats. Wanneer die krabpaal ergens wordt gezet waar de kat niet langs komt, zal die paal ook niet gebruikt worden en zal de kat eerder aan meubels of behang krabben. Ook handig zijn krabmatten die men aan de muur kan bevestigen.
3. Aanvaard het karakter van de kat Net als bij mensen, kunnen katten verschillen in karakter. Niet elke kat wordt graag lang geaaid, opgepakt of ligt graag op schoot. Net zo min als mensen, kan een kat zijn karakter veranderen. Helaas denkt men vaak dat men kittens wel naar zijn hand kan zetten als men ze jong genoeg neemt. In realiteit is er aan het karakter van de kat niets te veranderen. Meer nog: wanneer het kitten te vroeg van de moeder wordt weggenomen heeft men eerder meer kans op een angstige kat dan op een schootkat. Wilt u zeker zijn van het karakter van uw kat (schootkat, kleine rebel,..), neem dan een volwassen kat die zich gedraagt zoals de kat die u wil. Respecteer het als uw kat even alleen wil zijn en van u wegloopt.
4. Straf uw kat niet Het is belangrijk om er achter te komen waarom uw kat bepaalde dingen doet en op die manier het probleem op te lossen. Straffen werkt vaak averechts. Het kan een kat onzeker en angstig maken, waardoor het probleemgedrag nog kan verergeren. Allereerst is het belangrijk om bij gedragsproblemen eerst de dierenarts te consulteren. Vaak ligt er achter een plots opkomend gedragsprobleem (onzindelijkheid, agressie,…) een medisch probleem. Als de dierenarts een medische oorzaak uitsluit dan probeert uw kat u iets te vertellen via het gedragsprobleem (krabpaal/kattenbak staat niet op de juist plaats,…). Een gediplomeerde, katvriendelijke kattengedragsdeskundige kan u helpen om achter de oorzaak te komen en het probleemgedrag op te lossen.
5. Zorg voor een speelkameraad Katten zijn sociale dieren en hebben behoefte aan contact met soortgenoten. Neemt u een kitten, neem dan best twee nestgenootjes. Bij volwassen katten, neemt u het beste 2 katten die duidelijk goed met elkaar opschieten. Heeft u al een kat, kies dan een kat die van karakter en leeftijd past bij uw kat. Zo zijn jonge, speelse katten vaak stresserend voor oude katten en zal een luie, rustige kat niet gelukkig zijn met een actieve spring-in-het-veld. Houd er wel rekening mee dat een kat die jarenlang alleen is geweest, misschien niet zit te wachten op een soortgenoot. Zet nooit twee onbekende katten zomaar bij elkaar, maar introduceer ze geleidelijk. Zorg dat elke kat zijn eigen kattenspullen heeft, plus één extra. Dit geldt voor kattenbakken, eetkommen, krabpaaltjes, speeltjes,…
6. Laat een kitten 16 weken bij de moeder Dit is ook de jongste leeftijd waarop katten hun jongen in de natuur uitsturen. Meer nog, in de natuur sturen katten hun jongen pas weg op 16 weken als er te weinig voedsel is om de jongen te blijven voeren. In normale omstandigheden, blijven kittens veel langer bij de moeder. Hoe jonger een kitten van de moeder wordt weggenomen, hoe groter de kans op latere gedragsproblemen. Tussen de 8 en 16 weken leert een kitten wat het betekent om kat te zijn. Kittens die opgroeien zonder een andere kat tijdens deze periode, zijn sociaal gehandicapt, vaak angstig en onzeker wat kan leiden tot gedragsproblemen op latere leeftijd.
7. Steriliseer/castreer de kat Het kattenoverschot is erg groot. Laat daarom uw kat helpen. Daarmee verkleint u ook de kans dat de kat een dodelijke kattenziekte oploopt, zoals o.a. kattenaids en leucose. Bij poezen vermijdt men op die manier ook baarmoederontstekingen en verlaagt de kans op melkkliertumoren. Katers blijven na hun castratie dichter bij huis. Laat de sterilisatie/castratie bij voorkeur doen op jonge leeftijd (vanaf 8 weken) en zeker voor de poes krols wordt en voor de kater begint met sproeien. Steriliseren/castreren voor de 6 maanden is ook diervriendelijker, omdat hiermee de start van de hormonale/seksuele ontwikkeling wordt voorkomen.
8. Goede medische verzorging Ga met uw kat jaarlijks op onderzoek bij de dierenarts en zorg dat de vaccinaties tijdig herhaald worden. Zorg voor een regelmatige ontworming (4x/jaar) en hou uw kat vrij van parasieten (vlooien, teken,…). Ga altijd met uw kat naar de dierenarts bij ziekte of een gedragsverandering. Onthou dat katten lang kunnen verbergen dat ze ziek zijn, dus als de kat ziek toont, is ze doorgaans ernstig ziek en is een dierenartsbezoek zeker aangewezen.
9. Laat de kat chippen Katten zijn nieuwsgierige dieren en kunnen zo ver van huis belanden. Vaak raken ze daarbij hun halsband en adreskoker kwijt. Door uw kat te chippen en te registreren wordt u makkelijk herenigd met uw lieveling.
10. Mogelijkheid om jachtinstinct uit te leven Katten zijn roofdieren met een jachtinstinct. Door echt jagen of door spel kunnen katten dit natuurlijk jachtinstinct uitleven. Verveling kan leiden tot gedragsproblemen en/of overgewicht. Gebruik bijvoorbeeld geen etensbakjes, maar voerpuzzels om hen bezig te houden. Deze zijn ook makkelijk zelf te maken.
Wilt u de 10 tips helpen verspreiden? Gebruik dan dit pdf-bestand om de poster door te mailen of te printen.